fbpx

Vakgebied

Hoofdvraag

Hoe kunnen wij, als leerlingen, onze computervaardigheden verbeteren en deze kennis doorgeven aan anderen?

Samenvatting

De leerlingen hebben een groot aandeel in dit project. Zij bepalen welke kennis en vaardigheden ze willen verbeteren en hoe ze dit willen doen. Deze kennis zullen ze delen met een publiek, dit kan zijn een lagere groep of een groep van een andere school. Ze kunnen er ook voor kiezen een andere doelgroep te gebruiken, te denken aan ouders, leerkrachten, etc. ALs dit het geval is zullen ze de deelvragen moeten lezen met deze doelgroep in gedachten.

Goed om te weten

Elke deelvraag is afgeschermd met een wachtwoord. Hierdoor kunnen de leerlingen niet zien wat er komen gaat. In dit document kun je de wachtwoorden voor de deelvragen vinden.

De projecten zijn gemaakt rondom authenticiteit, het is belangrijk dat we de leerlingen serieus nemen en ze niet proberen te remmen of sturen in hun creativiteit. Moedig ze aan en stel kritische vragen als dit nodig is.  

 

Bij elke deelvraag staan instructies voor jullie om te begeleiden waar mogelijk. Het kan zijn dat jullie project een hele andere wending neemt en dat jullie niet alle stappen doorlopen. Dit is geen enkel probleem, het project is een houvast maar hoeft niet volledig doorlopen te worden. Het is dan wel aan jullie de leerdoelen goed in de gaten te houden en ervoor te zorgen dat er een uitdaging blijft voor de leerlingen. 

 

Bij elke deelvraag staat ook wat er op het eind beoordeeld gaat worden. Het is niet verplicht om een score te koppelen aan deze beoordeling. Het is een hulpmiddel voor jullie om summatieve controlepunten in te plannen.

 

Aan het eind van elke deelvraag zijn extra opdrachten toegevoegd. Deze zijn optioneel. Je zou de opdrachten ook op een ander moment kunnen inzetten, bijvoorbeeld de extra opdracht van deelvraag 1 bij deelvraag 4 inzetten. Jullie mogen natuurlijk ook zelf opdrachten bedenken en inplannen, zie het meer als een hulpmiddel. 

 

In het projectoverzicht hebben we kort de belangrijkste onderdelen van de deelvragen genoteerd zodat er een duidelijk overzicht van het hele project ontstaan. Hier is ook ruimte voor aantekeningen zodat jullie eigen ideeën of opmerkingen kunnen toevoegen.

Kerndoelen voor dit project

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– computational thinking

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– mediawijsheid

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

– creativiteit

STAP 1: Informatieprobleem formuleren 

– nagaan wat je al weet over het onderwerp 

− afbakenen van het onderwerp 

− opstellen van een passende informatievraag 

− oriënteren op verschillende soorten vragen (bijv. open/gesloten)

 

STAP 2: Zoekstrategieën bepalen 

− bepalen van bruikbare zoektermen 

− vaststellen van digitale bronnen waar bruikbare informatie te vinden is 

− inschatten van de aard van digitale informatiebronnen 

− kiezen van een passend medium bij verschillende informatiebehoeften 

− combineren van meerdere digitale informatiebronnen

 

STAP 3: Verwerven en selecteren van informatie 

–  van informatie uit een digitale bron en daaruit een selectie maken 

− vergelijken van informatie uit enkele digitale bronnen 

− beoordelen of de verkregen informatie bruikbaar en representatief is 

− onderscheiden van feiten en meningen in digitale informatie

 

STAP 4: Verwerken van informatie 

– verbinden van de gevonden informatie met wat al over het onderwerp bekend is

− beantwoorden van de informatievraag 

 

STAP 5: Presenteren van informatie 

− presenteren van het antwoord op een vooraf bepaalde manier

 

STAP 6: Evalueren en beoordelen 

– bespreken van de kwaliteit van het antwoord op de informatievraag 

− evalueren aan de hand van concrete vragen, hoe het proces van informatieverwerving is doorlopen

Mondelinge taalvaardigheden

1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)

2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten

4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden

 

Schriftelijke taalvaardigheden

4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)

5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)

9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen

 

Nederlands | Taalbeschouwing

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Projectoverzicht & rubrieken

Mogelijk eindproduct

Vraag de leerlingen wat ze willen doen, benoem de eindproducten en probeer aan te sluiten bij de intrinsieke motivatie van de leerlingen. Bekijk of het mogelijk is om verschillende eindproducten te combineren. 

 

De leerlingen kunnen ervoor kiezen in teams aan een eindproduct te werken of als groep.
Als groep zouden ze bijvoorbeeld een volledige cursus kunnen samenstellen, deze cursus zouden ze zelfs als betaald product op de markt kunnen brengen.  

 

Een werkboek

De leerlingen maken een werkboek voor hun doelgroep. We stellen voor dit online te maken, bijvoorbeeld in een Google Slides document. Hierdoor leren ze met dit programma te werken terwijl ze het eindproduct maken. 

 

Een website ( Google Sites/ www.jouwweb.nl/ Weebly)

De leerlingen kunnen verschillende opdrachten maken en deze samenvoegen op een website. Hierdoor kunnen de leerlingen in teams werken maar alsnog een groepsproduct als eindproduct leveren. Daarnaast leren ze ook hoe ze een website moeten ontwerpen en hoe het in z’n werk gaat. We hebben verschillende opties gegeven voor het ontwerpen van een website. Google Slides is de makkelijkste optie en heeft een optie om te publiceren. Je kan er voor kiezen de website niet binnen de zoekresultaten van Google naar boven te laten komen zodat hij niet voor iedereen te vinden is. Je kan er ook voor kiezen de website met alle leerlingen te delen zodat iedereen erin kan werken en alleen jullie toegang hebben tot deze website als je hem besluit niet te publiceren.

Let op! (AVG) Als jullie ervoor kiezen de website te publiceren moet er rekening gehouden worden met de AVG-regels. Let op het gebruik van namen en zelfgemaakte media. Bekijk ook welk algemeen e-mailadres gebruikt zal worden voor de website, het kan verstandig zijn om je eigen werk e-mailadres hiervoor te gebruiken. 

Google Sites is super gebruiksvriendelijk en je zal versteld staan hoe makkelijk het is om een eigen website in dit programma te maken. Het kan ook een goede leerschool zijn voor volgende projecten waarbij het maken van een website een meerwaarde zal leveren.

 

Een spel

De leerlingen zouden ervoor kunnen kiezen het in een spelvorm aan te bieden. Het is wel belangrijk dat het overgrote deel van het eindproduct online wordt aangeboden zodat ze aan de slag gaan met de leerdoelen van dit project. 

 

Een cursus

De leerlingen zouden ervoor kunnen kiezen het product in een cursusvorm aan te bieden. Dit zouden ze eventueel vanuit een eigen website kunnen realiseren. Als ze het met de hele groep willen doen moet er wel gedacht worden aan een gelijke opzet binnen alle onderdelen. Bijvoorbeeld:

  1. Introductie
  2. Uitleg
  3. Inoefenen
  4. Opdrachten
  5. Controle/ toetsmoment/ exit-ticket

Wachtwoorden voor website

Geen wachtwoord

Wachtwoord: browser

Wachtwoord: zoekbalk

Wachtwoord: software

Wachtwoord: hacker

Wachtwoord: applicaties

Wachtwoord: algoritme

Inhoudsopgave

Projectbord

Voorbereiding

Als je het projectbord voor de eerste keer gaat gebruiken zal het meer tijd in beslag nemen. 

Het is belangrijk dat het bord vanuit de groep tot stand komt, de leerlingen denken mee en helpen met deze voorbereiding.

Ze gaan kritisch kijken op welk formaat de verschillende onderdelen geprint moeten worden om het zo duurzaam en duidelijk mogelijk te gebruiken. 

De meeste materialen zal je elk project opnieuw inzetten. Hierdoor raden we aan sommige onderdelen te lamineren zodat je er met een whiteboardmarker op kan schrijven en het kan hergebruiken. 

 

Het projectbord is een houvast voor het project. Probeer het zo veel mogelijk in te zetten door er altijd mee te starten en er de dag mee af te sluiten. Wat weten we al en wat moeten we nog te weten komen? Wat staat er op de kalender? In hoeverre kennen we de woorden van de woordenschat? Moeten we onze rubriek nog een keer doornemen om te kijken of we of we vooruitgang boeken?

 

Het is een dynamisch bord, de leerlingen zullen tijdens het project dingen toevoegen en weghalen. De projectbordmanager heeft hier de leiding over en is hier verantwoordelijk voor. Probeer deze leerling hierin te coachen door tijdens het project soms even stil te staan en misschien voorzichtig een hint te geven of  de juiste richting op te sturen vanuit een kritische vraag.

 

In het begin zal je als coach nog veel moeten sturen aangezien de verantwoordelijkheid nieuw is voor de leerlingen. Als je al wat langer met Uniek Onderwijs bezig bent zal de groep beter weten wat de bedoeling is en hoef je minder te sturen. 

 

Na elk project wissel je de rollen in de groep, het kan fijn werken om de leerlingen die hun rol hebben opgegeven te koppelen aan de leerling die de rol net aangewezen hebben gekregen. Ze kunnen de leerlingen tips geven en begeleiden. Zodra de leerlingen begrijpen wat de bedoeling is zal de begeleiding niet meer nodig zijn en moet deze komen te vervallen.  

Introductie

Hoofdvraag

Hoe kunnen wij, als leerlingen, onze computervaardigheden verbeteren en deze kennis doorgeven aan anderen?

Doel

De leerlingen worden zich bewust van de kennis die ze al hebben en die ze nodig hebben om vooruitgang te boeken in de ICT-wereld. Met opdrachtkaarten spelen we in op de intrinsieke motivatie en halen we de reeds bestaande voorkennis op. Er zijn 2 soorten opdrachtkaarten die ingezet kunnen worden: 

1: Kaarten waarmee de leerlingen aan de slag gaan met de computer en waarbij we aanspraak maken op het probleemoplossend vermogen

2: Kaarten waarbij de leerlingen met elkaar in gesprek gaan en kritisch moet nadenken.

Beide opdrachten kunnen jullie bij het extra materiaal vinden.

Leerdoel

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– computational thinking

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– mediawijsheid

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

– creativiteit

Nederlands | Mondeling onderwijs

1 – De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.

3 – De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.

 

Nederlands | Schriftelijk onderwijs

4 – De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen.

5 – De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

6 – De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

7 – De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten.

9 – De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

 

Nederlands | Taalbeschouwing

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Nederlands

Mondelinge onderwijs

1 & 2 – vertellen voor bekend en onbekend publiek: – over een verhaal, gebeurtenis, activiteit of ervaring; – een boekbespreking houden; – uitleg geven aan medeleerlingen; – een presentatie houden (bijv. over een actueel onderwerp); – een voorbereid betoog houden met eigen mening en argumenten

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. in gesprek of interview met deskundigen); – voor discussie en overleg (bijv. over een actueel onderwerp of om plannen te maken voor activiteiten)

2 & 3 – toepassen van aanspreekvormen en formeel en informeel taalgebruik correct

 

Schriftelijk onderwijs

4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. formulieren, zaakvakteksten, naslagwerken, internetteksten, schematische overzichten); – instructieve teksten (bijv. een handleiding, routebeschrijving, draaiboek); – betogende teksten (bijv. een recensie over een tv-programma, ingezonden brief, pamflet)

4 & 6 – opzoeken van informatie met behulp van zoekmachines en het lezen van schema’s, grafieken en tabellen en relaties leggen binnen een tekst

4 & 6 & 7 – aandacht hebben voor de betrouwbaarheid van bronnen

5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)

9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen

 

Taalbeschouwing

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 1: Informatieprobleem formuleren 

– nagaan wat je al weet over het onderwerp 

− afbakenen van het onderwerp 

− opstellen van een passende informatievraag 

− oriënteren op verschillende soorten vragen (bijv. open/gesloten)

 

STAP 2: Zoekstrategieën bepalen 

− bepalen van bruikbare zoektermen 

− vaststellen van digitale bronnen waar bruikbare informatie te vinden is 

− inschatten van de aard van digitale informatiebronnen 

− kiezen van een passend medium bij verschillende informatiebehoeften 

− combineren van meerdere digitale informatiebronnen

Beoordeling

Kritische vragen

– Waar denk je als eerst aan als je de hoofdvraag hoort? Waarom?

– Waarom denk je dat hier hulp bij nodig is?

– Is dit een probleem van deze tijd of is dit altijd een probleem geweest? Waarom denk je dit? Heb je hier bewijs voor, weet je hier al veel vanaf?

– Wat zou er moeten veranderen om hier een verschil in te kunnen maken?

– Want zou jouw wens hierin zijn?

– Hoe zou Nederland eruit zien zonder ICT?

– Wat denk je dat er zou gebeuren als er geen ICT meer in Nederland zouden zijn?

– Waarom is dit een belangrijk onderwerp?

– Hoe ben je op jouw noodzakelijke vraag gekomen? Waarom stel je deze vraag? 

– Wat hoop je met het antwoord op jouw noodzakelijke vraag te bereiken?

Goed om te weten

⚠️ Bij deze deelvraag moet de professional worden uitgenodigd de leerlingen intrinsiek te motiveren. Middels onze website kunnen jullie ons om hulp vragen. Probeer dit een week van tevoren aan te vragen. Link naar website

 

Probeer het dieper denken bij leerlingen te bereiken. Wat is nu echt het probleem hier? 

Ze moeten het probleem inzien en eigen maken om de intrinsieke motivatie te vergroten.

 

Tijdens de introductie krijgen de leerlingen informatie over het onderwerp en gaan ze achterhalen welke kennis ze missen.

Tijdens de introductie komt het onderdeel begrijpend lezen als eerst aan bod. Laat de leerlingen de teksten lezen of geef ze de kans zelf informatie te zoeken. Hier hebben ze begeleiding bij nodig, help ze met zoektermen en laat ze zoeken naar betrouwbare bronnen. Denk aan NOS, computeridee, vertrouwde bronnen: http://www.start.slimzoeken.nu/

Geef ze ook de tijd om de teksten te lezen. Als ze een tekst hebben gevonden kopiëren ze de tekst of printen ze hem uit. Laat ze woorden opschrijven op het lege formulier van het lege blad in het pdf-bestand woordenschat (staat op de website van de leerlingen bij introductie)

Aan het eind van de les kan je een exit ticket afnemen met de woorden van woordenschat. Hierbij mogen ze zelf 5 woorden kiezen.  

 

Ze maken een eigen werkboek tijdens de introductie, deze gaan ze gebruiken tijdens het project. Op deze manier werken ze met ICT terwijl ze leren over ICT. 

Het is belangrijk dat ze nadenken over de opzet van het werkboek en de verwerking erin. Dit gaan ze als groep oppakken. Hoe willen ze het werkboek inrichten, waar moeten ze op letten?

Deel eventueel de ervaring die je als coach/leerkracht hebt met ongeorganiseerde documenten/werkboeken. Waar wil je dat ze echt op letten? 

Extra opdrachten

autonomie

ICT-kaarten voor probleem oplossend vermogen

Er zijn 20 opdrachtkaarten en deze kunnen op verschillende manieren aangeboden worden.
2. Maak verschillende sets (op gekleurd papier om ze uit elkaar te kunnen houden) en geef een groep van 4/6 leerlingen een set.
3. Hang de kaarten verspreid op in de klas om bewegend leren te bevorderen.

Hoe werkt het?

Laat de leerlingen een Google Slides document aanmaken. Ze mogen in teams werken maar iedereen maakt zijn eigen document. Alle opdrachten werken ze uit in dit Google Slides document. Laat ze elke dia nummeren zodat ze 16 slides hebben. Op elke slide geven ze antwoord op de vraag en voeren ze de opdracht uit. 

Voorbeeld:  Op onderstaande foto staat opdracht 7. Ze noteren op dia 7 hoe ze de paginanummers hebben toegevoegd en zorgen ervoor dat het document ook paginanummers heeft. 

Als de leerlingen klaar zijn moeten ze het bestand met jullie delen, dit kan als beoordeling gebruikt worden. Je zou er voor kunnen kiezen 3 onderdelen te beoordelen zodat je niet van elke leerling alle 16 slides hoeft te beoordelen. 

Wat zou je doen? - Kritisch denken.

Knip de kaarten uit
Laat de leerlingen als hele klas of in kleine groepjes overleggen.
laat ze echt kritisch nadenken en weldoordachte antwoorden geven. Stuur ze ook aan om elkaar vragen te stellen om meer te weten te komen. Bijvoorbeeld: Is dit jou als eens overkomen? Maakt het je soms niet nieuwsgierig ?
De leerlingen vullen vervolgens situaties in op de lege kaarten. Deze bespreken ze in hun groepje en geven ze vervolgens door aan het volgende groepje.
Spreek vooraf een tijd af zodat ze niet te snel door de kaarten gaan. Laat ze weten dat ze de tijd hebben om erover te praten en dat dit juist het doel is

bewegend leren

Onze kennis over ICT

Elke leerling schrijft een vraag op over ICT en geeft 3 opties als antwoord.
Deze vraag plakken ze op een kaart van het Zweeds loopspel. Maak een antwoordblad waar je de antwoorden kunt noteren. Ze zeggen het antwoord tegen jou en jij schrijft het op zodat ze niet de andere antwoorden kunnen zien. Vervolgens spelen ze het spel en leren ze van elkaar.

Taal

Exit ticket woordenschat

Laat de leerlingen zelf 5 woorden noteren die ze hebben geleerd vandaag.

Einde

Deelvraag 1

Deelvraag

Hoe kunnen de andere documenten van Google ons helpen en hoe kunnen deze vaardigheden ons helpen in de toekomst?

Doel

Kennismaken met de verschillende programma’s en de werking/functie hiervan.

Onderzoek doen vanuit hun eigen opgestelde noodzakelijke vragen.

Leerdoel

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– computational thinking

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– mediawijsheid

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

– creativiteit

1De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 

3De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. 

4 – De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen.

5 – De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

6 – De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. 

7De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 

9 – De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. 

Nederlands

Mondelinge taalvaardigheden

1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)

2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten

4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden

 

Schriftelijke taalvaardigheden

4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)

5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)

9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen

 

Nederlands | Taalbeschouwing  

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 2: Zoekstrategieën bepalen 

− bepalen van bruikbare zoektermen 

− vaststellen van digitale bronnen waar bruikbare informatie te vinden is 

− inschatten van de aard van digitale informatiebronnen 

− kiezen van een passend medium bij verschillende informatiebehoeften 

− combineren van meerdere digitale informatiebronnen

 

STAP 3: Verwerven en selecteren van informatie 

–  van informatie uit een digitale bron en daaruit een selectie maken 

− vergelijken van informatie uit enkele digitale bronnen 

− beoordelen of de verkregen informatie bruikbaar en representatief is 

− onderscheiden van feiten en meningen in digitale informatie

Beoordeling

Kritische vragen

– Waarom denk je dat er zoveel verschillende programma’s zijn gemaakt? 

– Hoe zou je jouw ICT-vaardigheden kunnen verbeteren?

– Waarom is dit belangrijk?

– Kun je iets bedenken om antwoord te geven op de deelvraag?

– Bekijk nog eens de hoofdvraag, wat is het doel van dit project? 

– Welke (basis)vaardigheden denk jij dat iedereen moet hebben?

– Heb je al een plan voor dit project? Hoe ziet dit plan eruit?

– Waar denk je over na als je onderzoek doet?

– Wat wil je leren tijdens het gesprek/interview met de professional? Waarom is dit belangrijk (voor je)?

Goed om te weten

Projectleider

De projectleider moet een planning maken voor de indeling van de dag. Probeer hem hierin te coachen, het is belangrijk dat de projectleider het doet en jij als coach op de achtergrond staat. Als je tijdens het project ziet dat hij de tijd of planning vergeet loop dan even naar hem toe en probeer hem daar indirect aan te herinneren. 

Opdracht 1

De leerlingen krijgen extra informatie om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Ze moeten zelfstandig meer informatie zoeken over Google Formulieren (hier kun je online formulieren mee maken) en Google Sites (hier kun je een website mee maken). 

Noodzakelijke vragen

Laat ze goed nadenken over de noodzakelijke vragen. Door kritische vragen te stellen zullen de leerlingen hier intensiever over nadenken. Gebruik het bestand met kritische vragen als hulpmiddel. Geef ze ook de tijd en de ruimte om echt onderzoek te doen. Geef ze de tijd om online teksten te lezen (begrijpend lezen). Je kan altijd afspreken na 15/20 minuten als groep klassikaal te delen wat ze gevonden hebben en waar ze dit gevonden hebben. Noteer deze informatie (in steekwoorden) op het bord zodat ze zien dat ze serieus genomen worden.

Noodzakelijke vragen ontstaan vaak bij gebruik van stellingen, open gesprekken of discussies. Deze werkvorm zou je kunnen inzetten om denkproces het op gang te krijgen

– Antwoord op de deelvraag. Aan het eind van dit onderzoek noteren ze het antwoord op de deelvraag in hun werkboek. Als ze dit hebben gedaan bekijken ze elkaars werkboeken en helpen waar nodig deze te ordenen.

Gesprek met professional

Is dit het eerste gesprek? Bereid de leerlingen dan goed voor. Laat ze hun vragen aan jou stellen en laat ze reflecteren op de vraagstelling en hun voorbereiding. Willen ze de vragen uitprinten? Hebben ze pen en papier nodig? Willen ze een speciale outfit aan voor die dag?

Een goede voorbereiding zal de professional motiveren waardoor er het meeste uit het gesprek gehaald kan worden.

Als laatst, wie ontvangt de professional en wie zorgt voor de afronding?

Extra opdrachten

Taal

Maak een toets online

Laat de leerlingen online een korte toets voor elkaar maken. Laat ze hiervoor Google Formulieren gebruiken. Ze kunnen de toetsen delen door de link met elkaar te delen. Dit zouden ze in een gedeelde Google Docs kunnen doen of via Google Sites. Wijs ze op de taal- en spellingdoelen van de methode. Waar wil je dat ze op letten tijdens het maken van deze toets?

ict

Google Sites

Ze hebben vandaag veel onderzoek gedaan en dus ook veel informatie gevonden. Laat ze deze informatie samenvoegen in Google Sites.

art

Mijn uitvinding

Laat ze een eigen programma ontwerpen.
Hoe zou dit eruit zien?
Laat ze dit eerst in kladversie maken waarbij ze ook schrijven welke kleur en lettertype ze gaan gebruiken.
Vervolgens maken ze de echte versie die ze kunnen etaleren voor andere groepen als nieuwe ontwikkeling/uitvinding. Laat ze ook hun naam en datum onder de uitvinding noteren.
*Laat ze dit allemaal op papier maken.

Einde

Deelvraag 2

Deelvraag

Hoe kunnen vaardigheden als blind typen en snelkoppelingen ons helpen?

Doel

Efficiënter aan de slag met ICT. De leerlingen leren nu nog omgaan met het toetsenbord en het is voor hen dan ook makkelijker om blind typen onder de knie te krijgen. Ze zullen er veel profijt van hebben dit te kunnen. Het zou een vaardigheid kunnen zijn die jullie met de hele groep als leerdoel inplannen. Het zou bijvoorbeeld een opdracht kunnen zijn voor als ze klaar zijn met al het werk, als onderdeel van de weektaak, of op een vast moment in de week. 

Als leerkracht heb je er ook profijt van aangezien leerlingen veel sneller informatie kunnen verwerken en minder tijd kwijt zijn met de verwerking. (Wij hebben het verschil gemerkt en het is echt een wereld van verschil en het waard om in te investeren.)

Leerdoel

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– mediawijsheid

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

Nederlands | Mondeling onderwijs

1 – De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven.

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.

3 – De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.

 

Nederlands | Schriftelijk onderwijs

4 – De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen.

5 – De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

6 – De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

7 – De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten.

9 – De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

 

Nederlands | Taalbeschouwing

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

Nederlands

Mondelinge taalvaardigheden

1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)

2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten

4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden

 

Schriftelijke taalvaardigheden

4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)

5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)

9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 2: Zoekstrategieën bepalen 

− bepalen van bruikbare zoektermen 

− vaststellen van digitale bronnen waar bruikbare informatie te vinden is 

− inschatten van de aard van digitale informatiebronnen 

− kiezen van een passend medium bij verschillende informatiebehoeften 

− combineren van meerdere digitale informatiebronnen

 

STAP 3: Verwerven en selecteren van informatie 

–  van informatie uit een digitale bron en daaruit een selectie maken 

− vergelijken van informatie uit enkele digitale bronnen 

− beoordelen of de verkregen informatie bruikbaar en representatief is 

− onderscheiden van feiten en meningen in digitale informatie

 

STAP 4: Verwerken van informatie 

– verbinden van de gevonden informatie met wat al over het onderwerp bekend is

− beantwoorden van de informatievraag 

Beoordeling

Kritische vragen

– Waarom zijn deze vaardigheden belangrijk?

– Bij welke beroepen zou je deze vaardigheden gebruiken denk je?

– Zou het nodig zijn om alle vaardigheden in één keer te leren? Waarom?

– Bekijk nog eens de hoofdvraag, hoe zou je anderen met deze vaardigheid helpen?

– Hoe zou je (kunnen) laten zien dat je een vaardigheid beheerst? 

– Wat wil je leren van de professional? Waarom is dit belangrijk (voor je)?

– Zie je een oplossing voor ..?

– Kun je uitleggen waarom je juiste deze vaardigheid wilt leren?

Goed om te weten

⚠️ Bij deze deelvraag moet de professional worden uitgenodigd om feedback te geven op het werk van de leerlingen. Het zou het beste zijn als dit dezelfde professional is als bij de introductie. 

 

Even stilstaan en denken over. /Reflectie

Laat ze dit serieus nemen, zorg ervoor dat ze de 3-4 minuten kunnen volpraten en niet alleen gebruik maken van gesloten vragen.

Noodzakelijke vragen

Aan het begin van dit project hebben de leerlingen vragen opgeschreven die ze willen/moeten onderzoeken om antwoord te geven op de hoofdvraag. Als het goed is hebben ze onderzoek gedaan naar deze vragen en één of meerdere kunnen beantwoorden. 

Het is belangrijk om even stil te staan bij deze vragen. Het kan zijn dat sommige vragen niet meer van toepassing zijn, deze mogen de leerlingen weghalen. Het kan ook zijn dat er nieuwe vragen zijn ontstaan. Laat ze hier goed over nadenken en deze ophangen op het projectbord. Maak gebruik van kritische vragen om meer diepgang te krijgen in het leren. 

Herinner ze aan het feit dat mensen je serieuzer nemen als je weet waar je het over hebt. Het kan ze dus helpen bij de eindpresentatie om meer te weten over dit onderwerp. 

Opdracht 1: Blind typen en snelkoppelingen

We willen graag dat de leerlingen zoveel mogelijk vanuit intrinsieke motivatie werken. We geven ze dus de optie om met deze vaardigheden aan de slag te gaan. We hopen natuurlijk dat ze dit doen en dat ze inzien wat de meerwaarde ervan is. Bij de extra materialen kunnen jullie materialen vinden die de leerlingen kunnen gebruiken tijdens dit onderdeel.

Als de leerlingen niet allemaal dezelfde mening hebben gaan ze vanuit een debat bepalen of ze wel of niet met deze vaardigheden aan de slag gaan.

Opdracht 3: Mindmap

De leerlingen maken een planning met een mindmap.

Opdracht 4: Aan de slag

De leerlingen gaan aan de slag met de vaardigheden die ze willen leren. Het is aan jullie om te bepalen hoeveel tijd ze hier voor krijgen. Wij stellen voor dit met de groep te bespreken. Hoeveel tijd denken ze nodig te hebben en wat is realistisch.

Professional: 

De professional zal het werk van de leerlingen bekijken en ze hier feedback op geven. Deze feedback verwerken de leerlingen in hun project

Extra opdrachten

Taal

Blind typen

Taal & spelling
1. Laat de leerlingen de doelen van taal en spelling aan elkaar voorlezen en blind typen.

2. Lees verschillende zinnen voor die de leerlingen blind typen. Verwerk hier een taal- of spellingdoel in en bespreek het woord/doel na de opdracht of na elke zin.

De leerlingen kunnen deze opdrachten in hun online werkboek maken zodat je kan meekijken of het eventueel later kan bekijken en beoordelen.

ict

Blind typen

Typeles Online

De leerlingen hebben hier geen account voor nodig. Ze houden de voorgang bij op het werkblad.

Type Club

De leerlingen kunnen hier zonder account aan de slag maar lopen de kans opnieuw te moeten beginnen als ze hun voortgang niet opslaan.  

 

Er is een speciale editie voor leerkrachten waarbij je de score van de leerlingen kan bijhouden voor de beoordeling.

 

(Je kan de taal aanpassen naar Nederlands.)

art

Snelkoppelingen

Laat ze op onderzoek gaan naar de verschillende snelkoppelingen.
Deze verwerken ze in een poster die ze kunnen gebruiken bij hun eindproduct

Einde

Deelvraag 3

Deelvraag

Hoe zouden wij graag willen leren? Wat vinden wij een fijne manier om dingen te leren? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat anderen wat van ons kunnen leren?

Doel

Bewust worden van hoe mensen leren en hoe ze informatie het beste kunnen overbrengen.

Leerdoel

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– communiceren

– samenwerken

– sociale en culturele vaardigheden

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

– creativiteit

1 – De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 

3 – De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. 

4 – De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen.

5 – De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

6 – De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. 

7 – De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 

9 – De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. 

Nederlands | Mondelinge onderwijs

1 & 2 – vertellen voor bekend en onbekend publiek: – over een verhaal, gebeurtenis, activiteit of ervaring; – een boekbespreking houden; – uitleg geven aan medeleerlingen; – een presentatie houden (bijv. over een actueel onderwerp); – een voorbereid betoog houden met eigen mening en argumenten

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. in gesprek of interview met deskundigen); – voor discussie en overleg (bijv. over een actueel onderwerp of om plannen te maken voor activiteiten)

 

Nederlands| Schriftelijke onderwijs

4 – Aandacht hebben voor de betrouwbaarheid van bronnen.

4 – Opzoeken van informatie met behulp van zoekmachines en het lezen van schema’s, grafieken en tabellen en relaties leggen binnen een tekst.

4 – Studerend lezen van een tekst om informatie te onthouden.

5 & 9- Belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten).

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 2: Zoekstrategieën bepalen 

− bepalen van bruikbare zoektermen 

− vaststellen van digitale bronnen waar bruikbare informatie te vinden is 

− inschatten van de aard van digitale informatiebronnen 

− kiezen van een passend medium bij verschillende informatiebehoeften 

− combineren van meerdere digitale informatiebronnen

 

STAP 3: Verwerven en selecteren van informatie 

–  van informatie uit een digitale bron en daaruit een selectie maken 

− vergelijken van informatie uit enkele digitale bronnen 

− beoordelen of de verkregen informatie bruikbaar en representatief is 

− onderscheiden van feiten en meningen in digitale informatie

 

STAP 4: Verwerken van informatie 

– verbinden van de gevonden informatie met wat al over het onderwerp bekend is

− beantwoorden van de informatievraag 

Beoordeling

Kritische vragen

– Hoe kun je ontdekken hoe jij leert?

– Hoe kun je van anderen leren bij dze deelvraag?

– Wat wil je bereiken met je idee?

– Is jouw idee uitvoerbaar? Hoe zou dit eruit zien?

– Bij een uniek idee: Waarom denk je dat jouw idee nog niet eerder bedacht is?

– Hoe snel zouden ze dit product/idee kunnen gebruiken?

– Wat moet er gebeuren om dit product/idee uit te voeren?

– Wie heb je nodig om dit product/idee uit te voeren? Denk je dat je deze mensen kan overtuigen? Hoe denk je dit te doen?

– Als het geld kost: Hoeveel zou het kosten om dit product/idee uit te voeren? Hoe weet je of dit een goede prijs is? 

Goed om te weten

De leerlingen gaan bij deze deelvraag beginnen met het maken van hun eindproduct.

Deze les draait om reflecteren en onderzoek doen, bij deze onderdelen moet even stilgestaan worden. Hoe kun je dit het beste doen en op welke manier kun je het beste resultaat krijgen? 

Laat de projectleider een klassengesprek opstarten en een planning maken. Wat moeten ze deze les doen en hoeveel tijd krijgen ze overal voor?

Op welke manier gaan we onderzoek doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat iedereen zich goed kan concentreren?

Opdracht 3

De leerlingen gaan in gesprek met het publiek, met de personen waar ze het product voor maken. Ze kunnen het gesprek vrij gemakkelijk inplannen als ze het maken voor leerlingen van een andere groep op dezelfde school. Als ze publiek buiten school hebben kunnen ze deze uitnodigen op school of middels Google Meet/Teams contact hebben. 
De leerlingen moeten het gesprek voorbereiden voordat ze eraan beginnen. Laat ze vragen voor hun publiek opschrijven en vooraf bedenken welke informatie ze nodig hebben om een duidelijk beeld te krijgen van de hulpvraag van hun publiek.

Eindproduct

Herinner de leerlingen eraan dat ze serieus genomen worden. Dat er een publiek zal zijn die het product gaat gebruiken. Hoe kunnen ze ervoor zorgen dat ze hun product goed kunnen presenteren? Hoe ziet het product eruit? Is het snel in elkaar gezet? Denken ze dat mensen hen serieus nemen als ze zichzelf niet serieus nemen?

Probeer de leerlingen te coachen door kritisch en enthousiast te zijn.

Opdracht 6

De uitleg van de opdracht staat op de website.

Leerlingen gaan hun product aan elkaar presenteren, maar geven vooraf aan waar ze feedback op willen hebben. 

Willen ze feedback over de werking van het product? Over het ontwerp? Over een bepaald onderdeel van het product? 

Zodra ze hebben aangegeven waar ze feedback over willen ontvangen gaan ze presenteren. 

De partner luistert en geeft gerichte feedback op de hulpvraag. Deze partner is een leerling uit een ander team.

Laat ze vervolgens deze tips opschrijven en verwerken.

Dit kan ook een oefening zijn in presenteren, maak de leerlingen daar bewust van.

Extra opdrachten

Taal

Klassengesprek

Laat de leerlingen in groepjes samen zitten en aan elkaar vertellen hoe zij het liefst werken en waarom ze het liefst zo werken. Iedere leerlingen moet minimaal 1 vraag stellen bij elke 'presentatie'. Hiermee bevorder je kritisch luisteren en het stellen van vragen.

art

Maar een poster/flyer

Warme en koude kleuren
Laat ze hun ideale leersituatie uittekenen, dit kan normaal of in cartoonvorm.
De achtergrond kleuren ze in met koude kleuren, de onderdelen die te maken hebben met hun leersituatie kleuren ze in met warme kleuren.
Voorbeeld: De muren, tafel, lamp, etc. koele kleuren.
Een speciale stoel, computer, radio, planning, etc. warme kleuren.

art

Ons brein

Laat de leerlingen onderzoek doen naar de werking van ons brein i.c.m. leren/informatie verwerken. Laat ze de gevonden informatie verwerken op de kleurplaat en de deze vervolgend inkleuren.

Einde

Deelvraag 4

Deelvraag

Is mijn product compleet en bruikbaar?

Doel

Het idee of product professioneel uitwerken. 

Leerdoel

– kritisch denken

– creatief denken

– probleem oplossen

– informatie vaardigheden

– ICT-basis vaardigheden

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

– creativiteit

1 – De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 

3 – De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. 

4 – De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen.

5 – De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

6 – De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. 

7 – De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 

9 – De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. 

Nederlands

Mondelinge taalvaardigheden

1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit

2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)

2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten

4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden

 

Schriftelijke taalvaardigheden

4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)

5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)

9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen

 

Nederlands | Taalbeschouwing  

12 – De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder ‘woordenschat’ vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken.

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 3: Verwerven en selecteren van informatie 

–  van informatie uit een digitale bron en daaruit een selectie maken 

− vergelijken van informatie uit enkele digitale bronnen 

− beoordelen of de verkregen informatie bruikbaar en representatief is 

− onderscheiden van feiten en meningen in digitale informatie

 

STAP 4: Verwerken van informatie 

– verbinden van de gevonden informatie met wat al over het onderwerp bekend is

− beantwoorden van de informatievraag 

 

STAP 5: Presenteren van informatie 

− presenteren van het antwoord op een vooraf bepaalde manier

Beoordeling

Kritische vragen

– Op welke deel van je product ben je trots?

– Welk deel vind je het minst goed gelukt? Waarom? Hoe zou je dit kunnen verbeteren?

– Tijdens de vorige vraag kreeg je feedback over jouw product, hoe heb je dit verwerkt? Waar kunnen we dit zien?

– Wat is het doel van het product? Haal je er met deze opzet het maximale uit?

– Stel dat iemand hetzelfde product heeft, hoe zou jij dan uitblinken?

– Wat denk je dat heel goed gaat tijdens de presentatie? Waarom?

– Waar ben je nog een beetje onzeker over, hoe zou je dit kunnen veranderen? (presentatie)

– Loop je tegen een probleem aan? Hoe probeer je het nu op te lossen? Zou je het van een andere kant kunnen bekijken? Zou je iemand anders kunnen vragen mee te denken?

Goed om te weten

Dit is de laatste dag dat ze aan het eindproduct kunnen werken. We hebben verschillende vragen opgeschreven om ze tot dieper leren te krijgen. Laat ze voordat ze antwoord gaan geven kijken naar de rubriek van de 21e-eeuwse vaardigheden. Sta hier vooral stil bij het onderdeel samenwerken en overleggen. Hoe kunnen ze laten zien dat ze aan dit leerdoel voldoen? Misschien kun je het modelleren om ze een duidelijk beeld te geven van onze verwachtingen. Laat ze daarna aan de slag gaan met het onderdeel Even stilstaan en nadenken over.

 

Vervolgens gaan ze verder met hun onderzoek. Voordat ze hiermee aan de slag gaan wijs je ze weer op de rubriek van de 21e-eeuwse vaardigheden. Aan welke doelen gaan ze werken en hoe laten ze zien dat ze deze doelen bereikt hebben? (Onderzoeken en problemen oplossen – zelfregulering – analyseren – materialen en middelen inzetten)

 

Hoe gaan jullie uitblinken? 

Sommige leerlingen zullen eerder klaar zijn met het maken/ontwerpen van hun product. Als ze echt vroeg klaar zijn kan er gekeken worden of ze niet te gehaast gewerkt hebben. Is dit niet het geval? Dan kunnen ze aan de slag met hun presentatie. Hoe gaan ze uitblinken?

Laat ze op onderzoek gaan naar informatie over presentaties online. Willen ze een slideshow/powerpoint maken ? Laat ze hier dan goed over na denken. Hoeveel tekst moet er in zo’n presentatie staan? Heeft deze tekst een toegevoegde waarde of is het hetzelfde als wat ze zeggen? Willen ze een filmpje maken om te laten zien hoe het in z’n werk gaat en dit toevoegen? Willen ze statistieken toevoegen om het publiek meer informatie te geven en ze te overtuigen? Kunnen ze een folder maken die ze aan het eind van de presentatie kunnen meegeven? Of misschien willen ze een eigen visitekaartje ontwerpen om hun professionaliteit te vergroten?

Als er tijd over is en een andere groep is ook klaar kunnen ze aan elkaar presenteren en gerichte feedback vragen (Charrette model). 

Extra opdrachten

Taal

Argumenten geven

Laat de leerlingen argumenten opschrijven om mensen te overtuigen over hun product. Wijs ze op het gebruik van voegwoorden om de zinnen professioneler te maken (terwijl, nadat, zolang, etc.) en op het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden om de zinnen meer tot leven te laten komen. Laat ze eventueel opzoeken hoe ze deze taalvormen moeten gebruiken. (Dit zou kunnen met de instapkaarten van Taal Actief.)

ict

Reclame

Laat de leerlingen een reclamevideo opnemen met een vooraf opgeschreven script met kernwoorden. Wat is het doel van de reclame? Welk gevoel/emotie willen ze bij het publiek bereiken?
Laat ze een bewust aan de slag gaan met achtergrondmuziek en spraak. Zijn ze goed verstaanbaar? Komt het bericht dat ze willen overbrengen ook echt over?
Groep 5: Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord of letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Groep 6: Afkortingen of pleonasme (het groene gras)

drama

Presenteren

De leerlingen bedenken een raar voorwerp en schrijven dit op een blaadje. Alle blaadjes worden in een bak verzameld. Elke leerling pakt een blaadje uit de bak en zal het voorwerp presenteren als iets wat je echt moet hebben.

Einde

Eindproduct

Presentatie

Doel

Een overtuigende presentatie geven.

Kritische vragen kunnen stellen en beantwoorden.

Leerdoel

– kritisch denken

– ICT-basis vaardigheden

– communiceren

– samenwerken

– zelfregulering / autonomie 

– intrinsieke motivatie

– plannen

2- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.

Nederlands | Mondeling onderwijs

2 – Presentatie afstemmen op publiek door:

– aanpassen van woordgebruik aan formele en informele situaties, rekening te houden met voorkennis en waarnemen van signalen van het publiek;

– publiek boeien (bijv. met anekdotes, ervaringen);

– vragen stellen en te beantwoorden;

– passend omgaan met commentaar/feedback

 

Informatievaardigheden (SLO):

STAP 5: Presenteren van informatie 

− presenteren van het antwoord op een vooraf bepaalde manier

 

STAP 6: Evalueren en beoordelen 

– bespreken van de kwaliteit van het antwoord op de informatievraag 

− evalueren aan de hand van concrete vragen, hoe het proces van informatieverwerving is doorlopen

− evalueren van het proces van informatieverwerving (evt. aan de hand van een vooraf opgesteld format)

Beoordeling

Goed om te weten

Presenteren en luisteren naar presentaties van andere groepen. 

Neem de informatie klassikaal door. Geef voorbeelden van gerichte feedback. Laat de leerlingen weten dat ze met deze feedback elkaar willen helpen, we willen elkaar beter maken. 

 

Als dit besproken is maken ze een indeling voor de presentaties. Hoeveel tijd heeft iedereen en hoeveel tijd krijg je om de presentatie klaar te zetten? Hoeveel tijd is er na de presentatie om vragen te stellen?Wie houdt deze tijd in de gaten?

 

Als een professional bij de presentaties aanwezig is moet deze planning op voorhand gemaakt worden. Maak de leerlingen er dan ook heel bewust van dat de professionals geen tijd hebben om tussendoor lang te wachten. De presentaties moeten vloeiend verlopen. Als leerlingen zich niet hebben voorbereid of in jullie ogen niet de tijd van de professional verdienen zou ik dit met deze leerlingen bespreken. Ze moeten beseffen dat je elkaars tijd moet respecteren en niet onvoorbereid kunt presenteren. 

 

Na de presentaties is er ruimte voor vragen en feedback. Misschien wil je de lijst met kritische vragen voor de leerlingen uitprinten zodat ze geen computers voor zich hebben(document staat op de website). Daarnaast kan het ze helpen pen en papier te gebruiken om tussentijds dingen te noteren. 

Afsluiting project

Bespreek het proces met de leerlingen. Hoe zijn we begonnen en wat hebben we geleerd?

Pak de rubriek van de 21e- eeuwse vaardigheden erbij en bespreek de doelen. Waar hebben ze vooruitgang in geboekt en hoe hebben ze dit gedaan? Waar zouden ze tijdens het volgende project graag aan blijven werken en welke nieuwe doelen stellen ze zichzelf?

Laat ze terugkijken op het hele proces, waar zijn ze het meest trots op? 

Je kan er voor kiezen ze dit op te laten schrijven en op de muur te hangen. 

Rolverdeling tijdens project

Bespreek de samenwerking in de groep. Hoe vonden de leerlingen het om een specifieke rol te hebben? Waar hadden ze moeite mee en wat ging ze goed af? Welke tips hebben ze voor de leerlingen die de volgende keer deze rol op zich zullen nemen?

Extra opdrachten

Klassikale reflectie

Klassikaal reflecteren op het project. De leerlingen pakken pen en papier en schrijven vragen op die ze aan elkaar kunnen stellen. Begin met groepen van 5 zodat iedereen de kans heeft om iets te zeggen of vragen. Vervolgens laat je alle groepen samenkomen en reflecteer je als groep.
Wat ging goed, wat kan beter? Wat had je graag anders in het project gezien. De feedback over het project mogen ze naar ons sturen zodat wij deze feedback kunnen meenemen. Dit zal ze ook motiveren om dit serieus te bespreken. (info@uniekonderwijs.com)

bewegend leren

Zweeds loopspel

Maak vragen over de presentaties van de leerlingen. Dit kunnen de leerlingen eventueel zelf doen.

Taal

Krantenartikel

Laat de leerlingen een krantenartikel schrijven over een product van een andere groep. Het kan beschreven worden als een nieuwe uitvinding, een review, jonge ondernemers die in het nieuws komen, etc.
Voeg eventueel alle artikelen samen tot een krant (A3 papier) of voeg ze toe aan een gezamenlijke nieuwswebsite (via het programma dat jullie eerder in het project gebruikt hebben. Bijvoorbeeld Google Sites). Voeg hier eventueel een taal- of spellingdoel aan toe.

Einde

© 2022 Uniek Onderwijs, alleen voor klanten. Delen is strafbaar.

Volg ons

Uniek Onderwijs – Den Haag

+316 2838 0555 | info@uniekonderwijs.com