Optie 1: Hoe plan je een trip door Europa voor jou en je vrienden, waarbij je rekening houdt met iedereen?
Optie 2: Hoe plan je een trip door Europa voor een gezin van vier mensen, waarbij je rekening houdt met iedereen?
Optie 3: Hoe plan je een trip door Europa voor een gezin van vier mensen, waarbij je rekening houdt met de wensen van het gezin?
De leerlingen gaan een trip door Europa plannen. Ze bepalen zelf naar welke drie landen ze gaan, en organiseren de volledige trip.
Er zijn drie opties waaruit gekozen kan worden.
Optie 1: Een trip die ze met vrienden gaan maken.
Optie 2: Een trip voor een gezin van vier.
Optie 3: Een trip voor een specifiek gezin van vier.
Het is mogelijk om de leerlingen een voorkeur voor een optie te geven. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het eindproduct. Er zou dan een reisbeurs voor verschillende doelgroepen georganiseerd kunnen/moeten worden.
De projecten zijn gemaakt rondom authenticiteit, het is belangrijk dat we de leerlingen serieus nemen en ze niet proberen te remmen of sturen in hun creativiteit. Moedig ze aan en stel kritische vragen als dit nodig is.
Bij elk onderdeel staat wat er op het eind beoordeeld gaat worden. Het is niet verplicht om een score te koppelen aan deze beoordeling. Het is een hulpmiddel voor jullie om summatieve controlepunten in te plannen.
Aan het eind van elk onderdeel zijn extra opdrachten toegevoegd. Deze zijn optioneel. Je zou de opdrachten ook op een ander moment kunnen inzetten, bijvoorbeeld de extra opdracht van deelvraag 1 bij deelvraag 4 inzetten. Jullie mogen natuurlijk ook zelf opdrachten bedenken en inplannen, zie het meer als een hulpmiddel.
In het projectoverzicht hebben we kort de belangrijkste onderdelen van de deelvragen genoteerd zodat er een duidelijk overzicht van het hele project ontstaan. Hier is ook ruimte voor aantekeningen zodat jullie eigen ideeën of opmerkingen kunnen toevoegen.
kritisch denken
creatief denken
probleem oplossen
informatie vaardigheden
ICT- basisvaardigheden
communiceren
samenwerken
zelfregulering
planning
creativiteit
47 & 49 – verkennen van de relatie tussen transportwijze en transportdoel bij mensen, goederen, water, energie, data
50 – ervaring opdoen in het lezen, selecteren, analyseren, interpreteren en visualiseren van informatie op kaarten
50 – oriënteren en verplaatsen in de ruimte met behulp van kaart of navigatieapp
50 – lokaliseren van landen, gebieden en plaatsen op verschillende kaarten van Nederland, Europa en de wereld (bijv. aan de hand van actualiteit of vakantie)
50 – kennismaken met verschillende atlassen en geografisch informatiesystemen (bijv. junior-Bosatlas, TomTom)
50 – ontwikkelen van een kaartbeeld (‘mental map’) van de eigen regio en van Nederland
50 – verwerven van basis kaartkennis (topografie) als kapstok voor informatie en gebeurtenissen van allerlei aard
Mondelinge taalvaardigheden
1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit
2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)
2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten
4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden
Lezen
4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)
5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)
9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen
Spelling
Huidige leerdoelen van spelling bespreken en beoordelen in de projecten.
Dit kan ingezet worden bij de teksten die ze schrijven tijdens het tweede deel: marketing.
Het kan ook ingezet worden bij het invullen van de informatie in de te doorlopen dia’s.
Taal
Huidige leerdoel van taal terug laten komen in een extra opdracht en beoordelen.
Je kan bijvoorbeeld de inoefening vanuit de methode laten plaatsvinden en de verwerking in dit project als toetsonderdeel beschouwen.
Om de leerling intrinsiek te motiveren zou je leerdoelen op het bord kunnen noteren en aangeven dat je ze hierop zal beoordelen, geef aan waar in de methode ze uitleg en inoefening kunnen vinden. Modelleer hoe je het bijvoorbeeld zelf zou aanpakken: ”Ik krijg een beoordeling voor deze onderdelen, alleen weet ik niet hoe ik dit moet doen. Laat ik in het werkboek kijken hoe ik dit moet doen en een oefening maken om het beter te begrijpen.” (na 1/2 oefening(en)) “Ik snap het nog steeds niet, misschien snapt mijn teamgenoot het wel.” Nu kun je bepalen in hoeverre je ze dit zelfstandig wilt laten doen, laat je ze op YouTube een informatievideo zoeken en/of plan je een moment in waarop je alle leerlingen instructie geeft die zich hiervoor aanmelden? Laat dit zien tijdens het modelleren.
Voorbeelden van leerdoelen die je kunt integreren:
Groep 5:
– Woordgroepen/zinsdelen/zinstypen: wat, waar, wannee.r Laat ze meer informatie geven over de activiteiten die ze plannen. Laat ze in één zin formuleren wat ze gaan doen, waar ze dit gaan doen en wanneer ze dit gaan doen.
– Meervoud: laat ze de dia’s zo veel mogelijk in meervoud invullen.
– Trappen van vergelijking: laat ze een top drie maken van de activiteiten die ze hebben opgeschreven. Deze top drie beschrijven ze in een brief naar een vriend waarbij ze gebruik maken van de trap van vergelijking (groot/groter/grootst)
– Voegwoorden: maak van twee zinnen één zin.
Groep 6:
– Bijvoegelijk naamwoord. Laat de teksten van de leerlingen meer spreken door bijvoegelijk naamwoorden toe te voegen. “We gaan naar het warme Italië” en/of “Deze spannende activiteit ….”
– Voorzetsels: laat ze beschrijven waar iets ligt(de locatie) en waar mensen het kunnen vinden (naast de grote ker).
– Bewust aan de slag met de persoonsvorm, dit kan bijvoorbeeld ingezet worden bij het schrijven van de tekst voor de folder.
SLO biedt leerdoelen vanuit twee manieren aan.
1 = in de drie fases die wij in deze projecten gebruiken maar hier benoemen ze niet de kerndoelen.
2 = vanuit de kerndoelen gekoppeld aan de leerjaren (groep 1/2, 3/4, etc.)
Om jullie de kerndoelen te kunnen bieden hebben we gekozen voor de tweede optie en bieden we de leerdoelen aan vanuit de leerjaren. Jullie zullen hier dus de leerdoelen van groep 5/6 en 7/8 vinden .
Leerdoelen groep 5 & 6
Wiskundetaal
23 – kolomsgewijs rekenen en cijferen (bijv. wisselen, positiewaarde, kolom, verkorten, tussenuitkomst, ‘onthouden’, ‘lenen’)
23 – maten (bijv. bij lengte: km, m, cm, mm; omtrek, oppervlakte, inhoud: m3 en l; gewicht: mg, g, kg, ton)
23 – komma getallen (bijv. tienden, honderdsten, duizendsten, vóór en achter de komma)
Wiskundenotatie
23 – grote getallen en kommagetallen noteren en lezen
Belangrijke problemen
24 – gemeten waarden op meetinstrumenten en problemen in verband met komma’s (bijv. Wat betekent € 34,15?; Kan ik met de bordmeetlat meten hoe dik een (stapel van 10 of 100) schrift(en) is?) aflezen, benoemen en noteren
Onderbouwen en beoordelen
25 – onderbouwen en beoordelen van redeneringen op bijvoorbeeld de volgende gebieden:
aantallen, maten, tijd, en berekeningen daarmee in de context van het leven van alledag
tijd en tijdsduur: op basis van de klok, de kalender en tijdmeting
Kommagetallen, hun structuur en hun relaties
26 – begrip van kommagetallen vanuit: geld, zoals bij € 23,67
Getallen en bewerkingen
Optellen
30 – verkenning van de kolomsgewijze procedure waarbij de honderdtallen, de tientallen en de eenheden apart worden samengevoegd vanuit situaties die daartoe uitnodigen (bijv. bij het optellen van geldbedragen (€ 247,- en € 389,- of van meerdere puntenaantallen zoals 105 + 63 + 235 + 90 punten)
Meten en meetkunde
33 – introductie van de kilometer als standaardmaat; koppeling van deze maat aan andere standaardmaten (met name de meter) en aan een in de eigen omgeving verankerde referentiemaat (afstand van school tot…)
Vraag de leerlingen wat ze willen doen, benoem de eindproducten en probeer aan te sluiten bij de intrinsieke motivatie van de leerlingen. Bekijk of het mogelijk is om verschillende eindproducten te combineren.
Reisbeurs – bij een reis voor een gezin
De leerlingen organiseren een reisbeurs voor ouders en leerlingen van andere groepen. Het kan ook georganiseerd worden voor de buurt/wijk. Doordat de leerlingen uitgaan van een gezin van 4 is het toepasbaar voor een grotere doelgroep
Reisbeurs – voor een vriendengroep
De leerlingen organiseren een reisbeurs voor ouders en leerlingen van andere groepen. Een middelbare school zou er eventueel ook bij betrokken kunnen worden.
Online reisbeurs
De leerlingen kunnen de presentaties als reclame opnemen en toevoegen aan een gezamelijke website. Deze kan binnen school gedeeld worden met verschillende groepen. De website zou eventueel ook met ouders van de desbetreffende groep gedeeld worden mits hier goedkeuring voor is.
Gepersonaliseerde reis voor een gezin
Bij het begin van het project komen de ouders van de gezinnen naar school om aan te geven waar ze naar op zoek zijn.
Dit kunnen ouders van leerlingen zijn maar ook ouders uit de wijk.
De leerlingen stellen vragen om meerte weten te komen over de wensen van het gezin. Hierbij moet gedacht worden aan:
– Geld, hoeveel geld is er beschikbaar voor de reis.
– Transport, hoe willen ze de reis doorlopen.
– Tijdstip, waanneer zouden ze reis willen/kunnen maken.
– Aandachtspunten, zijn er speciale dingen waar ze rekening mee moeten houden (rolstoel, etc).
– Voorkeur voor overnachting (hotel, hostel, camping).
– Voorkeur voor activiteiten (stad, platteland, actief, rustig).
– Dagplanning, hoeveel willen ze op een dag doen. Willen ze veel activiteiten doen of ook rustdagen inplannen?
– Fysiek, is het hele gezin goed te been, kunnen lange afstanden gelopen worden?
– Wensen, hebben ze speciale wensen?
De leerlingen gaan een reis samenstellen voor het gezin en zullen het eindproduct aan het gezin presenteren.
Als je het projectbord voor de eerste keer gaat gebruiken zal het meer tijd in beslag nemen.
Het is belangrijk dat het bord vanuit de groep tot stand komt, de leerlingen denken mee en helpen met deze voorbereiding.
Ze gaan kritisch kijken op welk formaat de verschillende onderdelen geprint moeten worden om het zo duurzaam en duidelijk mogelijk te gebruiken.
De meeste materialen zal je elk project opnieuw inzetten. Hierdoor raden we aan sommige onderdelen te lamineren zodat je er met een whiteboardmarker op kan schrijven en het kan hergebruiken.
Het projectbord is een houvast voor het project. Probeer het zo veel mogelijk in te zetten door er altijd mee te starten en er de dag mee af te sluiten. Wat weten we al en wat moeten we nog te weten komen? Wat staat er op de kalender? In hoeverre kennen we de woorden van de woordenschat? Moeten we onze rubriek nog een keer doornemen om te kijken of we of we vooruitgang boeken?
Het is een dynamisch bord, de leerlingen zullen tijdens het project dingen toevoegen en weghalen. De projectbordmanager heeft hier de leiding over en is hier verantwoordelijk voor. Probeer deze leerling hierin te coachen door tijdens het project soms even stil te staan en misschien voorzichtig een hint te geven of de juiste richting op te sturen vanuit een kritische vraag.
In het begin zal je als coach nog veel moeten sturen aangezien de verantwoordelijkheid nieuw is voor de leerlingen. Als je al wat langer met PBL bezig bent zal de groep beter weten wat de bedoeling is en hoef je minder te sturen.
Na elk project wissel je de rollen in de groep, het kan fijn werken om de leerlingen die hun rol hebben opgegeven te koppelen aan de leerling die de rol net aangewezen hebben gekregen. Ze kunnen de leerlingen tips geven en begeleiden. Zodra de leerlingen begrijpen wat de bedoeling is zal de begeleiding niet meer nodig zijn en moet deze komen te vervallen.
Met het Kanban board stimuleer je leerlingen om samen te werken.
Kanban stamt af van het Japanse ‘kan’, dat ‘visueel’ betekent, en ‘ban’, wat staat voor ‘kaart of bord’. Dit is een visuele methode waarmee je een groep of team ondersteunt in het organiseren van de te ondernemen acties. De methode werd ontwikkeld bij Toyota door Taiichi Ohno als systeem om een hoger productieniveau te behalen, in de eerste helft van de vorige eeuw.
Elke rij geeft een onderdeel van het project aan die je op weg helpt naar het eindproduct.
Elke post-it vertegenwoordigt de taken, activiteiten, opdrachten, etc. die teams moeten voltooien om de eindstreep van een onderdeel te behalen.
De voordelen van het werken met een Kanban board:
– Helpt leerlingen bij het plannen en bespreken van hun werk als een team.
– Helpt leerlingen inzien hoe het dagelijkse werk leidt naar het uiteindelijke product/taak/gebeurtenis.
– Helpt leerlingen te bepalen waaraan ze moeten werken zodra een taak is voltooid.
– Houdt individuen verantwoordelijk voor hun teamwerk.
– Helpt leerlingen hun voortgang te zien en trots te zijn op hun werk.
Optie 1: Hoe plan je een trip door Europa voor jou en je vrienden, waarbij je rekening houdt met iedereen?
Optie 2: Hoe plan je een trip door Europa voor een gezin van vier mensen, waarbij je rekening houdt met iedereen?
Optie 3: Hoe plan je een trip door Europa voor een gezin van vier mensen, waarbij je rekening houdt met de wensen van het gezin?
Maak de leerlingen enthousiast en geef ze een keuze bij de opties van de hoofdvraag. We willen dat de leerlingen zoveel mogelijk vanuit intrinsieke motivatie werken. Bespreek de opties voor het eindproduct en bepaal samen hoe jullie het gaan aanpakken.
kritisch denken
communiceren
samenwerken
planning
creativiteit
Het project
– Waar denk je als eerst aan als je de hoofdvraag hoort? Waarom?
– Hoe kun je te weten komen welke landen bij Europa horen?
– Wat bedoelen we met een trip?
– Je gaat in dit project op onderzoek. Hoe ga je dit doen? Welke bronnen ga je gebruiken?
– Hoe zorg je ervoor, of bepaal je dat jouw bronnen betrouwbaar zijn?
– Welke personen zouden je kunnen helpen bij dit project? Waarom juist deze mensen?
– Op welke manier plan je een reis (zo goed mogelijk)?
– Kun je een manier bedenken om zo goed mogelijk rekening te houden met de wensen van iedereen?
– Wat is een budget? Wat heeft het begrip budget te maken met dit project? Hoe ga je hier rekening mee houden?
– Wat bedoelen we met een eindproduct? Hoe ga je tijdens het project rekening houden met het eindproduct?
Samenwerken
– Wat bedoelen we met samenwerken?
– Kun je uitleggen waarom samenwerken belangrijk is?
– Kun je feiten gebruiken om uit te leggen waarom samenwerken belangrijk is? Waar heb je deze feiten gevonden?
– Hoe zorg jij voor een goede samenwerking?
– Wat doe je als de samenwerking niet goed verloopt?
– Wat heeft het Kanban board te maken met samenwerking?
– Op het eind van het project gaan jullie reflecteren op de samenwerking. Wat hoop je dat jouw teamgenoten over jou zullen zeggen? Waarom?
Vertel de leerlingen dat ze een trip door Europa mogen voorbereiden en dat ze het eindproduct gaan presenteren op de reisbeurs (deze reisbeurs gaan ze zelf organiseren op school.)
Geef de leerlingen de 3 opties.
Bij optie 1 gaan ze in gesprek met elkaar en delen ze hun wensen.
Bij optie 2 moet ze een reis plannen voor een gezin.
Bij optie 3 nodigen ze het gezin uit om te horen wat de wensen en financiële mogelijkheden van het gezin zijn. (Wij raden aan optie 3 te gebruiken als jullie al vaker projecten hebben doorlopen zodat ze gemakkelijk met het gezin in gesprek gaan.)
De leerlingen werken in teams van 2 of 3, deze kunnen jullie zelf maken of de leerlingen laten kiezen. Wij merken dat het bij dit project erg leuk is als vrienden samenwerken.
We hebben een A3 document toegevoegd waarop de leerlingen kunnen bepalen welke drie landen ze gaan bezoeken. Ze halen hier hun voorkennis van topografie op aangezien ze een lijst van 10 landen van Europa moeten maken.
Dit bestand hebben we ook gemaakt zodat je als leerkracht de tijd hebt om de projecten online klaar te zetten. De teams zijn namelijk net gemaakt en nu kun je een project klaarzetten voor elk team.
Nadat ze dit hebben gedaan gaan ze aan de slag. Het project spreekt eigenlijk voor zich, de leerlingen doorlopen de verschillende dia’s om een zo volledig mogelijke reis te plannen.
Het Kanban board kan aan het begin of tijdens het project aangeboden worden. Wij hebben de ervaring dat de leerlingen graag aan de slag willen en het opstarten van het Kanban board het enthousiasme in de weg staat. Hierdoor laten wij ze altijd de eerste les werken aan het project en bieden we aan het begin van de tweede dag het Kanban board aan. Doordat de leerlingen al zijn begonnen zien ze ook het voordeel van het bord in en zullen hier meer interesse in hebben.
Het is wel belangrijk dat het tijdens de introductie aan bod komt om zo een goede samenwerking tot stand te laten komen.
Het Kanban board kan goed helpen dit tot stand te brengen. Tijdens dit project kunnen de leerlingen de makkelijke of de realistische route kiezen. Het is aan jullie om kritisch te blijven en meer diepgang te genereren door kritische vragen te stellen. Vooral het financiële plaatje kan nog wel eens minder serieus genomen worden.
De leerlingen gaan met elkaar in gesprek over de samenwerking. Ze zijn pas net begonnen met het project maar het is belangrijk dat ze er bewust mee aan de slag gaan. Door samen zorgvuldig de rubriek te bekijken weten ze wat er van hen verwacht wordt en waar ze aan moeten werken.
We combineren deze reflectie met het Kanban board zodat leerlingen hier ook bewust mee aan de slag gaan en samen kunnen overleggen hoe ze dit bord moeten inzetten/gebruiken tijdens dit project.
Door de leerlingen als team op elkaar te laten reflecteren zullen ze ook bewust worden van hun plek en aandeel binnen dit team. Ze weten wat ze van elkaar zullen en kunnen verwachten.
Laat elke leerling een atlas pakken of gebruik Google Maps.
Atlas
Laat de leerlingen een atlas en wisbordje/werkblad voor zich pakken.
Optie 1: Laat de leerlingen het antwoord op het wisbordje schrijven en bespreek het meteen.
Optie 2: Laat de leerlingen het antwoord op het werkblad noteren en gebruik het eventueel als beoordeling voor wereldoriëntatie. (Maak de opdrachten samen met de leerlingen en schrijf de juiste antwoorden op als antwoordblad.)
Voorbeeldenvragen:
1. Waar staat de legende in de atlas?
2. Welke drie soorten registers heeft een atlas? (antwoord: landenregister, register van topografische namen en trefwoordenregister).
3. Wat vind je op de eerste pagina's van de atlas?
4. Wat vind op de laatste pagina's van de atlas?
5. Waar ligt Moldavië? Noteer de bladzijde en de coördinaten.
6. Noteer twee buurlanden van Montenegro.
7. Wat is de bevolkingsdichtheid van Oostenrijk?
8. Waar in Europa is de temperatuur in de zomer hoger? Noteer de bladzijde en leg met feiten uit hoe je dit te weten bent gekomen.(dit mag niet uit eigen ervaring, ze moeten het onderbouwen met een feit uit de atlas.
Laat de leerlingen de landen van Europa opzoeken en noteren op een kaart van het Zweeds loopspel. Laat ze bepalen of ze meerkeuzevragen of open vragen willen gebruiken. Als ze voor meerkeuzevragen kiezen moeten ze 3 opties als antwoord noteren.
Let op! Je moet het spel eenmalig printen en lamineren, dit kan het beste op voorhand gedaan worden.
Keuze voor landen en belangrijke spullen voor de trip.
De leerlingen gaan bewust kijken naar bronnengebruik.
Kritisch denken, media-wijsheid.
kritisch denken
creatief denken
probleem oplossen
informatie vaardigheden
ICT- basisvaardigheden
communiceren
samenwerken
zelfregulering
planning
creativiteit
47 & 49 – verkennen van de relatie tussen transportwijze en transportdoel bij mensen, goederen, water, energie, data
50 – ervaring opdoen in het lezen, selecteren, analyseren, interpreteren en visualiseren van informatie op kaarten
50 – oriënteren en verplaatsen in de ruimte met behulp van kaart of navigatieapp
50 – lokaliseren van landen, gebieden en plaatsen op verschillende kaarten van Nederland, Europa en de wereld (bijv. aan de hand van actualiteit of vakantie)
50 – kennismaken met verschillende atlassen en geografisch informatiesystemen (bijv. junior-Bosatlas, TomTom)
50 – ontwikkelen van een kaartbeeld (‘mental map’) van de eigen regio en van Nederland
50 – verwerven van basis kaartkennis (topografie) als kapstok voor informatie en gebeurtenissen van allerlei aard
Mondelinge taalvaardigheden
1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit
2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)
2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten
4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden
Lezen
4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)
5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)
9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen
Spelling
Huidige leerdoelen van spelling bespreken en beoordelen in de projecten.
Dit kan ingezet worden bij de teksten die ze schrijven tijdens het tweede deel: marketing.
Het kan ook ingezet worden bij het invullen van de informatie in de te doorlopen dia’s.
Taal
Huidige leerdoel van taal terug laten komen in een extra opdracht en beoordelen.
Je kan bijvoorbeeld de inoefening vanuit de methode laten plaatsvinden en de verwerking in dit project als toetsonderdeel beschouwen.
Om de leerling intrinsiek te motiveren zou je leerdoelen op het bord kunnen noteren en aangeven dat je ze hierop zal beoordelen, geef aan waar in de methode ze uitleg en inoefening kunnen vinden. Modelleer hoe je het bijvoorbeeld zelf zou aanpakken: ”Ik krijg een beoordeling voor deze onderdelen, alleen weet ik niet hoe ik dit moet doen. Laat ik in het werkboek kijken hoe ik dit moet doen en een oefening maken om het beter te begrijpen.” (na 1/2 oefening(en)) “Ik snap het nog steeds niet, misschien snapt mijn teamgenoot het wel.” Nu kun je bepalen in hoeverre je ze dit zelfstandig wilt laten doen, laat je ze op YouTube een informatievideo zoeken en/of plan je een moment in waarop je alle leerlingen instructie geeft die zich hiervoor aanmelden? Laat dit zien tijdens het modelleren.
Voorbeelden van leerdoelen die je kunt integreren:
Groep 5:
– Woordgroepen/zinsdelen/zinstypen: wat, waar, wannee.r Laat ze meer informatie geven over de activiteiten die ze plannen. Laat ze in één zin formuleren wat ze gaan doen, waar ze dit gaan doen en wanneer ze dit gaan doen.
– Meervoud: laat ze de dia’s zo veel mogelijk in meervoud invullen.
– Trappen van vergelijking: laat ze een top drie maken van de activiteiten die ze hebben opgeschreven. Deze top drie beschrijven ze in een brief naar een vriend waarbij ze gebruik maken van de trap van vergelijking (groot/groter/grootst)
– Voegwoorden: maak van twee zinnen één zin.
Groep 6:
– Bijvoegelijk naamwoord. Laat de teksten van de leerlingen meer spreken door bijvoegelijk naamwoorden toe te voegen. “We gaan naar het warme Italië” en/of “Deze spannende activiteit ….”
– Voorzetsels: laat ze beschrijven waar iets ligt(de locatie) en waar mensen het kunnen vinden (naast de grote ker).
– Bewust aan de slag met de persoonsvorm, dit kan bijvoorbeeld ingezet worden bij het schrijven van de tekst voor de folder.
– Wat is een bron?
– Welke soorten bronnen zijn er?
– Wat is een blog? Denk je dat een blog uit feiten of meningen bestaat? Waarom denk je dat?
– Wat zijn feiten en waarom zijn deze belangrijk?
– Hoe weet je of een bron betrouwbaar is? Is jouw antwoord (gebaseerd op) een feit of een mening?
– Waarom is dit belangrijk om te weten of de bron die je gebruikt betrouwbaar is?
– Wat wil je leren tijdens het onderdeel? Waarom is dit belangrijk (voor je)?
Achtergrondinformatie nepnieuws:
Laat de leerlingen een feit zoeken over het land waar ze naartoe gaan. Laat ze 10 minuten bewust informatie lezen (begrijpend lezen) om een zo goed mogelijk feitje te vinden. Als ze dit hebben gevonden bewaren ze de bron.
De leerlingen bedenken daarnaast een fabel over het land waar ze naartoe gaan.
Na 10 minuten vertellen ze het feitje en de fabel aan de groep. De groep moet nu bepalen wat de fabel en het feitje is.
Is een leerling na een paar minuten al klaar met zoeken? Probeer hem of haar te motiveren door aan te geven dat ze met deze informatie indruk kunnen maken op de mensen/klanten die naar de reisbeurs komen.
Wat zouden de leerlingen willen weten over nepnieuws? Laat ze een vraag bedenken, opschrijven en onderzoeken. Stel kritische vragen om meer diepgang te krijgen en dieper leren te motiveren.
Deze website is gemaakt met als doel de leerlingen te leren hoe ze kritisch naar informatie kunnen kijken, hoe ze de juiste vragen stellen en hoe ze optimaal gebruik kunnen maken van onder andere Google. Nadat ze kennis hebben opgedaan eindigen ze met een internetspeurtocht.
Transport.
De leerlingen gaan op een authentieke manier aan de slag met de rekendoelen. Ze berekenen de afstand en kosten die ze hiervoor maken tijdens hun trip.
kritisch denken
creatief denken
probleem oplossen
informatie vaardigheden
ICT- basisvaardigheden
communiceren
samenwerken
zelfregulering
planning
creativiteit
47 & 49 – verkennen van de relatie tussen transportwijze en transportdoel bij mensen, goederen, water, energie, data
50 – ervaring opdoen in het lezen, selecteren, analyseren, interpreteren en visualiseren van informatie op kaarten
50 – oriënteren en verplaatsen in de ruimte met behulp van kaart of navigatieapp
50 – lokaliseren van landen, gebieden en plaatsen op verschillende kaarten van Nederland, Europa en de wereld (bijv. aan de hand van actualiteit of vakantie)
50 – kennismaken met verschillende atlassen en geografisch informatiesystemen (bijv. junior-Bosatlas, TomTom)
50 – ontwikkelen van een kaartbeeld (‘mental map’) van de eigen regio en van Nederland
50 – verwerven van basis kaartkennis (topografie) als kapstok voor informatie en gebeurtenissen van allerlei aard
Mondelinge taalvaardigheden
1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit
2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)
2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten
4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden
Lezen
4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)
5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)
9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen
Spelling
Huidige leerdoelen van spelling bespreken en beoordelen in de projecten.
Dit kan ingezet worden bij de teksten die ze schrijven tijdens het tweede deel: marketing.
Het kan ook ingezet worden bij het invullen van de informatie in de te doorlopen dia’s.
Taal
Huidige leerdoel van taal terug laten komen in een extra opdracht en beoordelen.
Je kan bijvoorbeeld de inoefening vanuit de methode laten plaatsvinden en de verwerking in dit project als toetsonderdeel beschouwen.
Om de leerling intrinsiek te motiveren zou je leerdoelen op het bord kunnen noteren en aangeven dat je ze hierop zal beoordelen, geef aan waar in de methode ze uitleg en inoefening kunnen vinden. Modelleer hoe je het bijvoorbeeld zelf zou aanpakken: ”Ik krijg een beoordeling voor deze onderdelen, alleen weet ik niet hoe ik dit moet doen. Laat ik in het werkboek kijken hoe ik dit moet doen en een oefening maken om het beter te begrijpen.” (na 1/2 oefening(en)) “Ik snap het nog steeds niet, misschien snapt mijn teamgenoot het wel.” Nu kun je bepalen in hoeverre je ze dit zelfstandig wilt laten doen, laat je ze op YouTube een informatievideo zoeken en/of plan je een moment in waarop je alle leerlingen instructie geeft die zich hiervoor aanmelden? Laat dit zien tijdens het modelleren.
Voorbeelden van leerdoelen die je kunt integreren:
Groep 5:
– Woordgroepen/zinsdelen/zinstypen: wat, waar, wannee.r Laat ze meer informatie geven over de activiteiten die ze plannen. Laat ze in één zin formuleren wat ze gaan doen, waar ze dit gaan doen en wanneer ze dit gaan doen.
– Meervoud: laat ze de dia’s zo veel mogelijk in meervoud invullen.
– Trappen van vergelijking: laat ze een top drie maken van de activiteiten die ze hebben opgeschreven. Deze top drie beschrijven ze in een brief naar een vriend waarbij ze gebruik maken van de trap van vergelijking (groot/groter/grootst)
– Voegwoorden: maak van twee zinnen één zin.
Groep 6:
– Bijvoegelijk naamwoord. Laat de teksten van de leerlingen meer spreken door bijvoegelijk naamwoorden toe te voegen. “We gaan naar het warme Italië” en/of “Deze spannende activiteit ….”
– Voorzetsels: laat ze beschrijven waar iets ligt(de locatie) en waar mensen het kunnen vinden (naast de grote ker).
– Bewust aan de slag met de persoonsvorm, dit kan bijvoorbeeld ingezet worden bij het schrijven van de tekst voor de folder.
SLO biedt leerdoelen vanuit twee manieren aan.
1 = in de drie fases die wij in deze projecten gebruiken maar hier benoemen ze niet de kerndoelen.
2 = vanuit de kerndoelen gekoppeld aan de leerjaren (groep 1/2, 3/4, etc.)
Om jullie de kerndoelen te kunnen bieden hebben we gekozen voor de tweede optie en bieden we de leerdoelen aan vanuit de leerjaren. Jullie zullen hier dus de leerdoelen van groep 5/6 en 7/8 vinden .
Leerdoelen groep 5 & 6
Wiskundetaal
23 – kolomsgewijs rekenen en cijferen (bijv. wisselen, positiewaarde, kolom, verkorten, tussenuitkomst, ‘onthouden’, ‘lenen’)
23 – maten (bijv. bij lengte: km, m, cm, mm; omtrek, oppervlakte, inhoud: m3 en l; gewicht: mg, g, kg, ton)
23 – komma getallen (bijv. tienden, honderdsten, duizendsten, vóór en achter de komma)
Wiskundenotatie
23 – grote getallen en kommagetallen noteren en lezen
Belangrijke problemen
24 – gemeten waarden op meetinstrumenten en problemen in verband met komma’s (bijv. Wat betekent € 34,15?; Kan ik met de bordmeetlat meten hoe dik een (stapel van 10 of 100) schrift(en) is?) aflezen, benoemen en noteren
Onderbouwen en beoordelen
25 – onderbouwen en beoordelen van redeneringen op bijvoorbeeld de volgende gebieden:
aantallen, maten, tijd, en berekeningen daarmee in de context van het leven van alledag
tijd en tijdsduur: op basis van de klok, de kalender en tijdmeting
Kommagetallen, hun structuur en hun relaties
26 – begrip van kommagetallen vanuit: geld, zoals bij € 23,67
Getallen en bewerkingen
Optellen
30 – verkenning van de kolomsgewijze procedure waarbij de honderdtallen, de tientallen en de eenheden apart worden samengevoegd vanuit situaties die daartoe uitnodigen (bijv. bij het optellen van geldbedragen (€ 247,- en € 389,- of van meerdere puntenaantallen zoals 105 + 63 + 235 + 90 punten)
Meten en meetkunde
33 – introductie van de kilometer als standaardmaat; koppeling van deze maat aan andere standaardmaten (met name de meter) en aan een in de eigen omgeving verankerde referentiemaat (afstand van school tot…)
– Wat is kerosine?
– Welke vragen zou je kunnen stellen om de juiste informatie te vinden?
– Waar zou je de informatie die je nodig hebt kunnen vinden? Waarom daar?
– Hoe kun je te weten komen of jouw berekening realistisch is?
– Welke problemen denk je tegen te komen bij deze opdracht? Waarom?
– Hoe ga je een oplossing vinden voor de problemen die je misschien tegenkomt?
Bekijk de leerdoelen binnen rekenen passend bij deze groep en maak eventueel gebruik van de werkbladen die hierbij horen. (te vinden bij extra opdrachten).
– Groep 5/6: in de dia hebben ze genoteerd hoeveel de af te leggen afstand is. Laat ze de afstanden berekenen voor een retourtrip en dit noteren in m en km(kerndoel 33). De gevorderde leerling zou ook kunnen berekenen hoeveel kerosine er nodig is voor deze vlucht. *
– Groep 7/8: laat ze berekenen hoeveel kerosine nodig is voor de vlucht en wat de totale kosten zijn. De af te leggen afstand hebben ze in hun dia moeten noteren. Dit is af te lezen bij het boeken van het ticket. Laat ze ook berekenen wat het verschil in kosten zou zijn als ze in één rechte lijn zouden vliegen. Het is belangrijk dat ze met schaal werken (kerndoel 23), je zou dit dus met een atlas kunnen doen. Laat ze een rechte lijn trekken van plek naar plek en deze afstand berekenen. Wat is het verschil? Waarom zou een vliegtuig niet altijd is een rechte lijn kunnen vliegen?
Laat ze daarnaast uitrekenen hoe vaak het vliegtuig een bepaalde afstand(trip) kan afleggen voordat er bijgetankt moet worden. (kerndoel 33)*
*Je zou er voor kunnen kiezen om deze opdracht ook bij onderdeel 8 aan de orde te laten komen aangezien hier transport op het land aan bod komt en er dus ook berekeningen gemaakt moeten/kunnen worden.
Werkbladen die ingezet kunnen worden om de afstand en kosten te berekenen. De antwoorden van de leerlingen kunnen anders zijn aangezien de prijs van kerosine kan veranderen en de leerlingen een andere afstand berekenen.
Het is belangrijk dat de leerlingen de berekening opschrijven zodat de opdracht correct beoordeeld kan worden.
Achtergrondinformatie:
De vluchtduur Schiphol-Nice is ongeveer 120 minuten. Een retourtje wordt dan 240 minuten. Een Boeing 737-800 (een populair model op dit soort vluchten) verbruikt ongeveer 45 kg/min en dat komt overeen met 56 liter per minuut. Totale verbruik is 240 * 56 = 13.440 liter kerosine. (Bron: https://nunspeet-gemeentebelang.nl/mini-schiphol/)
Laat de leerlingen allemaal een kaart maken met de bestemming en de afstand (en kosten). Maak er een memory spel van.
1. De leerlingen schrijven de naam op van de locatie waarvoor ze de berekening hebben gemaakt.
2. De leerlingen noteren de afstand in m en km
3. De leerlingen voegen de prijs voor kerosine toe. (optioneel)
Je zou ze eventueel kunnen presenteren als op onderstaande foto. Dit zouden jullie ook bij de reisbeurs als decoratie kunnen gebruiken.
Maken met flessen, hout/triplex, karton, etc.
Bron: www.etsy.com
Na het samenstellen van de reis. Dit kan vanaf onderdeel 9 ingezet worden.
De leerlingen gaan aan de slag met de taal- en spellingdoelen die ze op dit moment krijgen aangeboden. Laat ze de doelen meenemen in de authentieke en betekenisvolle opdrachten.
kritisch denken
creatief denken
probleem oplossen
informatie vaardigheden
ICT- basisvaardigheden
communiceren
samenwerken
zelfregulering
planning
creativiteit
47 & 49 – verkennen van de relatie tussen transportwijze en transportdoel bij mensen, goederen, water, energie, data
50 – ervaring opdoen in het lezen, selecteren, analyseren, interpreteren en visualiseren van informatie op kaarten
50 – oriënteren en verplaatsen in de ruimte met behulp van kaart of navigatieapp
50 – lokaliseren van landen, gebieden en plaatsen op verschillende kaarten van Nederland, Europa en de wereld (bijv. aan de hand van actualiteit of vakantie)
50 – kennismaken met verschillende atlassen en geografisch informatiesystemen (bijv. junior-Bosatlas, TomTom)
50 – ontwikkelen van een kaartbeeld (‘mental map’) van de eigen regio en van Nederland
50 – verwerven van basis kaartkennis (topografie) als kapstok voor informatie en gebeurtenissen van allerlei aard
Mondelinge taalvaardigheden
1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit
2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)
2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten
4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden
Lezen
4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)
5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)
9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen
Spelling
Huidige leerdoelen van spelling bespreken en beoordelen in de projecten.
Dit kan ingezet worden bij de teksten die ze schrijven tijdens het tweede deel: marketing.
Het kan ook ingezet worden bij het invullen van de informatie in de te doorlopen dia’s.
Taal
Huidige leerdoel van taal terug laten komen in een extra opdracht en beoordelen.
Je kan bijvoorbeeld de inoefening vanuit de methode laten plaatsvinden en de verwerking in dit project als toetsonderdeel beschouwen.
Om de leerling intrinsiek te motiveren zou je leerdoelen op het bord kunnen noteren en aangeven dat je ze hierop zal beoordelen, geef aan waar in de methode ze uitleg en inoefening kunnen vinden. Modelleer hoe je het bijvoorbeeld zelf zou aanpakken: ”Ik krijg een beoordeling voor deze onderdelen, alleen weet ik niet hoe ik dit moet doen. Laat ik in het werkboek kijken hoe ik dit moet doen en een oefening maken om het beter te begrijpen.” (na 1/2 oefening(en)) “Ik snap het nog steeds niet, misschien snapt mijn teamgenoot het wel.” Nu kun je bepalen in hoeverre je ze dit zelfstandig wilt laten doen, laat je ze op YouTube een informatievideo zoeken en/of plan je een moment in waarop je alle leerlingen instructie geeft die zich hiervoor aanmelden? Laat dit zien tijdens het modelleren.
Voorbeelden van leerdoelen die je kunt integreren:
Groep 5:
– Woordgroepen/zinsdelen/zinstypen: wat, waar, wannee.r Laat ze meer informatie geven over de activiteiten die ze plannen. Laat ze in één zin formuleren wat ze gaan doen, waar ze dit gaan doen en wanneer ze dit gaan doen.
– Meervoud: laat ze de dia’s zo veel mogelijk in meervoud invullen.
– Trappen van vergelijking: laat ze een top drie maken van de activiteiten die ze hebben opgeschreven. Deze top drie beschrijven ze in een brief naar een vriend waarbij ze gebruik maken van de trap van vergelijking (groot/groter/grootst)
– Voegwoorden: maak van twee zinnen één zin.
Groep 6:
– Bijvoegelijk naamwoord. Laat de teksten van de leerlingen meer spreken door bijvoegelijk naamwoorden toe te voegen. “We gaan naar het warme Italië” en/of “Deze spannende activiteit ….”
– Voorzetsels: laat ze beschrijven waar iets ligt(de locatie) en waar mensen het kunnen vinden (naast de grote ker).
– Bewust aan de slag met de persoonsvorm, dit kan bijvoorbeeld ingezet worden bij het schrijven van de tekst voor de folder.
– Op welke manier kun je mensen informeren over een dienst of product?
– Waar let jij op als je een dienst of product wilt kopen of boeken?
– Is taalgebruik belangrijk bij informeren? Waarom? Wat is belangrijk?
– Op welke manier kun je controleren of jouw tekst geen fouten bevat?
– Waar maak jij je zorgen over als je een tekst moet schijven? Waarom?
– Wat vind je leuk aan het schrijven van een tekst? Waarom?
– Welke teksten lees je graag? Waarom?
– Iedereen heeft een eigen manier van schijven (beschrijvend, inlevend, formeel, informeel, etc.). Wat is jouw manier van schrijven?
De teksten die de leerlingen schrijven gaan gebruikt worden bij de reisbeurs. Het is belangrijk om dit duidelijk aan te geven bij de leerlingen zodat ze het doel van deze opdracht weten en intrinsiek gemotiveerd (kunnen) worden.
Laat ze bewust werken aan de taal- en spellingdoelen, maar help ze bij de fouten/regels die ze nog niet onder controle hoeven te hebben.
Deze opdracht kan als beoordeling voor taal en spelling gebruikt worden.
De leerlingen bepalen over welke dag van de reis ze vraag zouden willen schrijven. Het kan een samenvatting van die dag zijn. Ze kunnen er ook voor kiezen een speciaal moment te beschrijven, bijvoorbeeld bij het deelnemen van een activiteit of bij het zien van één van de bezienswaardigheden.
Laat ze de taal- en of spellingdoelen van dit moment koppelen aan deze opdracht, of kies één van de voorbeelden die wij bij de leerdoelen hebben gegeven.
Vertel de leerlingen dat ze dit gaan gebruiken bij de reisbeurs om een beter beeld over hun reis te geven en zo meer klanten te trekken. De opdracht heeft dus een doel en zal gebruikt worden.
Laat ze een poster of flyer maken die ze kunnen gebruiken bij de reisbeurs. Wat moet er op de poster of flyer komen te staan? Wat is belangrijk?
Dit zal een eerste opzet zijn, tijdens het marketing project gaan ze hier ook mee aan de slag. Ze kunnen dit dus als kladversie doen of gelijk volledig uitwerken.
Optie 1:
Laat de leerlingen een moment uit hun reis kiezen. Dit moment spelen ze als team uit. Waar waren ze, wat deden ze, wat gebeurde er?
Optie 2:
Laat de leerlingen een onderdeel van hun reis beschrijven waarbij ze het publiek proberen mee te nemen in de beleving. Deze techniek kunnen ze gebruiken op de reisbeurs om klanten te overtuigen.
Marketingmateriaal maken voor de reisbeurs.
Een overtuigende presentatie geven.
Kritische vragen kunnen stellen en beantwoorden.
kritisch denken
creatief denken
probleem oplossen
informatie vaardigheden
ICT- basisvaardigheden
communiceren
samenwerken
zelfregulering
planning
creativiteit
47 & 49 – verkennen van de relatie tussen transportwijze en transportdoel bij mensen, goederen, water, energie, data
50 – ervaring opdoen in het lezen, selecteren, analyseren, interpreteren en visualiseren van informatie op kaarten
50 – oriënteren en verplaatsen in de ruimte met behulp van kaart of navigatieapp
50 – lokaliseren van landen, gebieden en plaatsen op verschillende kaarten van Nederland, Europa en de wereld (bijv. aan de hand van actualiteit of vakantie)
50 – kennismaken met verschillende atlassen en geografisch informatiesystemen (bijv. junior-Bosatlas, TomTom)
50 – ontwikkelen van een kaartbeeld (‘mental map’) van de eigen regio en van Nederland
50 – verwerven van basis kaartkennis (topografie) als kapstok voor informatie en gebeurtenissen van allerlei aard
Mondelinge taalvaardigheden
1 & 2 – vertellen voor veelal bekend publiek: – een zelfbedacht verhaal vertellen; – een boekbespreking doen; – iets beschrijven of uitleggen; – een voorbereid praatje/spreekbeurt houden (bijv. over een sport/hobby); – verslag uitbrengen over een gebeurtenis of activiteit
2 & 3 – deelnemen aan geplande en ongeplande gesprekken: – om informatie uit te wisselen (bijv. tijdens een samenwerkopdracht of een brainstorm); – voor discussie en overleg (bijv. over een groepsactiviteit, een mening of een gezamenlijke presentatie)
2 & 3 – kennismaken met formeel en informeel taalgebruik in verschillende contexten
4 & 6 – zoekend en selectief teksten lezen om bepaalde informatie te vinden
Lezen
4 & 6 – lezen van: – informatieve teksten (bijv. teksten uit zaakvakmethode, krantenbericht, kindertijdschrift, kinderencyclopedie, eenvoudige schematische overzichten, informatieve berichten op internet); – instructieve teksten (bijv. een speurtocht, bouwtekening, opdracht in lesboek); – betogende teksten (bijv. een boekrecensie, advertentie)
5 & 7 & 9 – belangstelling hebben voor verhalende teksten (fictie, waaronder poëzie) en informatieve teksten (zakelijke teksten)
9 – gemotiveerd zijn om zelf te lezen
Spelling
Huidige leerdoelen van spelling bespreken en beoordelen in de projecten.
Dit kan ingezet worden bij de teksten die ze schrijven tijdens het tweede deel: marketing.
Het kan ook ingezet worden bij het invullen van de informatie in de te doorlopen dia’s.
Taal
Huidige leerdoel van taal terug laten komen in een extra opdracht en beoordelen.
Je kan bijvoorbeeld de inoefening vanuit de methode laten plaatsvinden en de verwerking in dit project als toetsonderdeel beschouwen.
Om de leerling intrinsiek te motiveren zou je leerdoelen op het bord kunnen noteren en aangeven dat je ze hierop zal beoordelen, geef aan waar in de methode ze uitleg en inoefening kunnen vinden. Modelleer hoe je het bijvoorbeeld zelf zou aanpakken: ”Ik krijg een beoordeling voor deze onderdelen, alleen weet ik niet hoe ik dit moet doen. Laat ik in het werkboek kijken hoe ik dit moet doen en een oefening maken om het beter te begrijpen.” (na 1/2 oefening(en)) “Ik snap het nog steeds niet, misschien snapt mijn teamgenoot het wel.” Nu kun je bepalen in hoeverre je ze dit zelfstandig wilt laten doen, laat je ze op YouTube een informatievideo zoeken en/of plan je een moment in waarop je alle leerlingen instructie geeft die zich hiervoor aanmelden? Laat dit zien tijdens het modelleren.
Voorbeelden van leerdoelen die je kunt integreren:
Groep 5:
– Woordgroepen/zinsdelen/zinstypen: wat, waar, wannee.r Laat ze meer informatie geven over de activiteiten die ze plannen. Laat ze in één zin formuleren wat ze gaan doen, waar ze dit gaan doen en wanneer ze dit gaan doen.
– Meervoud: laat ze de dia’s zo veel mogelijk in meervoud invullen.
– Trappen van vergelijking: laat ze een top drie maken van de activiteiten die ze hebben opgeschreven. Deze top drie beschrijven ze in een brief naar een vriend waarbij ze gebruik maken van de trap van vergelijking (groot/groter/grootst)
– Voegwoorden: maak van twee zinnen één zin.
Groep 6:
– Bijvoegelijk naamwoord. Laat de teksten van de leerlingen meer spreken door bijvoegelijk naamwoorden toe te voegen. “We gaan naar het warme Italië” en/of “Deze spannende activiteit ….”
– Voorzetsels: laat ze beschrijven waar iets ligt(de locatie) en waar mensen het kunnen vinden (naast de grote ker).
– Bewust aan de slag met de persoonsvorm, dit kan bijvoorbeeld ingezet worden bij het schrijven van de tekst voor de folder.
SLO biedt leerdoelen vanuit twee manieren aan.
1 = in de drie fases die wij in deze projecten gebruiken maar hier benoemen ze niet de kerndoelen.
2 = vanuit de kerndoelen gekoppeld aan de leerjaren (groep 1/2, 3/4, etc.)
Om jullie de kerndoelen te kunnen bieden hebben we gekozen voor de tweede optie en bieden we de leerdoelen aan vanuit de leerjaren. Jullie zullen hier dus de leerdoelen van groep 5/6 en 7/8 vinden .
Leerdoelen groep 5 & 6
Wiskundetaal
23 – kolomsgewijs rekenen en cijferen (bijv. wisselen, positiewaarde, kolom, verkorten, tussenuitkomst, ‘onthouden’, ‘lenen’)
23 – maten (bijv. bij lengte: km, m, cm, mm; omtrek, oppervlakte, inhoud: m3 en l; gewicht: mg, g, kg, ton)
23 – komma getallen (bijv. tienden, honderdsten, duizendsten, vóór en achter de komma)
Wiskundenotatie
23 – grote getallen en kommagetallen noteren en lezen
Belangrijke problemen
24 – gemeten waarden op meetinstrumenten en problemen in verband met komma’s (bijv. Wat betekent € 34,15?; Kan ik met de bordmeetlat meten hoe dik een (stapel van 10 of 100) schrift(en) is?) aflezen, benoemen en noteren
Onderbouwen en beoordelen
25 – onderbouwen en beoordelen van redeneringen op bijvoorbeeld de volgende gebieden:
aantallen, maten, tijd, en berekeningen daarmee in de context van het leven van alledag
tijd en tijdsduur: op basis van de klok, de kalender en tijdmeting
Kommagetallen, hun structuur en hun relaties
26 – begrip van kommagetallen vanuit: geld, zoals bij € 23,67
Getallen en bewerkingen
Optellen
30 – verkenning van de kolomsgewijze procedure waarbij de honderdtallen, de tientallen en de eenheden apart worden samengevoegd vanuit situaties die daartoe uitnodigen (bijv. bij het optellen van geldbedragen (€ 247,- en € 389,- of van meerdere puntenaantallen zoals 105 + 63 + 235 + 90 punten)
Meten en meetkunde
33 – introductie van de kilometer als standaardmaat; koppeling van deze maat aan andere standaardmaten (met name de meter) en aan een in de eigen omgeving verankerde referentiemaat (afstand van school tot…)
Marketing
De leerlingen gaan materiaal maken voor de reisbeurs. Jullie kunnen als groep bepalen wat mogelijk is. Mogen ze gebruik maken van computers tijdens de reisbeurs zodat ze hier hun website op kunnen projecteren?
Deze marketingopdracht is perfect voor het verwerken van de leerdoelen van taal, spelling en begrijpend lezen.
Probeer de leerlingen te inspireren en motiveren om de teksten zo professioneel mogelijk te schrijven, hierbij gaat het niet zozeer om formeel tekstgebruik maar kan je het doel voor foutloos schijven aan bod laten komen.
Om begrijpend lezen nog meer aan bod te laten komen kun je ze elkaars teksten laten lezen en een top 3 activiteiten laten noteren van bijvoorbeeld 1 of 2 trips. Laat ze specifiek noteren waarom ze dit leuk vinden zodat ze kunnen aantonen de tekst goed gelezen te hebben.
Voorbereiding op de reisbeurs.
Tijdens de reisbeurs zullen ze vragen (kunnen) krijgen en moeten ze klanten overtuigen hun reis te boeken. Hoe gaan ze dit doen? Laat ze dit oefenen voordat ze aan de reisbeurs beginnen. De leerlingen doen dit onderling in kleine groepjes: laat 2 teams aan elkaar presenteren en op elkaar reflecteren vanuit het Charrette model (zie extra materialen)
Presenteren en luisteren naar presentaties van andere groepen.
Is de groep nieuw met presenteren?
Geef voorbeelden van gerichte feedback. Laat de leerlingen weten dat ze met deze feedback elkaar willen helpen, we willen elkaar beter maken.
Als dit besproken is maken ze een indeling voor de presentaties. Hoeveel tijd heeft iedereen en hoeveel tijd krijg je om de presentatie klaar te zetten? Hoeveel tijd is er na de presentatie om vragen te stellen? Wie houdt deze tijd in de gaten?
Bespreek het proces met de leerlingen. Hoe zijn we begonnen en wat hebben we geleerd?
Pak de rubriek van de 21-e eeuwse vaardigheden erbij en bespreek de doelen. Waar hebben ze vooruitgang in geboekt en hoe hebben ze dit gedaan? Waar zouden ze tijdens het volgende project graag aan blijven werken en welke nieuwe doelen stellen ze zichzelf?
Laat ze terug kijken op het hele proces, waar zijn ze het meest trots op?
Je kan er voor kiezen ze dit op te laten schrijven en op de muur te hangen.
Bespreek de samenwerking in de groep. Hoe vonden de leerlingen het om een specifieke rol te hebben? Waar hadden ze moeite mee en wat ging ze goed af? Welke tips hebben ze voor de leerlingen die de volgende keer deze rol op zich zullen nemen?
De leerlingen gaan gericht reflecteren op elkaars werk.
Klassikaal reflecteren. De leerlingen pakken pen en papier en schrijven vragen op die ze aan elkaar kunnen stellen. Begin met groepen van 5 zodat iedereen de kans heeft om iets te zeggen of vragen. Vervolgens laat je alle groepen samenkomen en reflecteer je als groep. Wat ging goed, wat kan beter? Wat had je graag anders in het project gezien. De feedback over het project mogen ze naar ons sturen zodat wij deze feedback kunnen meenemen. Dit zal ze ook motiveren om dit serieus te bespreken. (info@uniekonderwijs.com)
Laat de leerlingen de zelfreflectie die ze aan het begin van het project gemaakt hebben erbij pakken. Hebben ze de gestelde doelen behaald? In hun portfolio kunnen ze hun eindreflectie noteren met behulp van deze reflectie.
Laat de leerlingen eventueel weer in hun team overleggen om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen,